
Jurisprudentie
AY6204
Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR06/059HR
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR06/059HR
Statusgepubliceerd
Indicatie
Faillissementsrecht. Geschil tussen een gefailleerde vennootschap onder firma en de aanvragers van haar faillissement die in hoger beroep hebben erkend dat ten tijde van hun inleidend verzoek een kredietverzekeringsmaatschappij in hun vorderingsrechten jegens de failliet is gesubrogeerd; faillissement onbevoegdelijk uitgelokt?, zelfstandig onderzoek in hoger beroep, appelrechter niet gehouden faillissementsvonnis te vernietigen op enkele grond dat schuldenaar stelt en aanvrager niet weerspreekt of erkent dat aan rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht niet bestaat; rechtspositie derden na faillietverklaring.
Conclusie anoniem
Rek.nr. R06/059HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 11 aug. 2006
conclusie inzake
1. Hesco Fashion V.O.F.
2. Hesco-Bonneterie B.V.
3. Hesco Confectie B.V.
tegen
1. Freudenberg Vliesstoffe K.G.
2. Unique Interim N.V.
3. La Commerciale S.A.
4. Afasia Knits B.V.
5. Côte Textiles
6. Mirogilio S.P.A.
7. Filatures Et Tissages De Saulxures Sur Moselotte
Edelhoogachtbaar College,
1. Thans verweersters in cassatie, hierna: Freudenberg c.s., hebben op 2 december 2005 bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend, strekkende tot faillietverklaring van thans verzoeksters tot cassatie, hierna: Hesco c.s. Ten grondslag aan hun verzoek hebben Freudenberg c.s. gelegd dat zij vorderingen hebben op Hesco c.s. tot een totaalbedrag van Euro 544.967,69 en dat Hesco c.s. deze vorderingen onbetaald laat. Voorts hebben zij gesteld dat Hesco c.s. meerdere andere schulden ook onbetaald laat en derhalve verkeert in een toestand te hebben opgehouden te betalen.
2. Nadat het verzoekschrift was behandeld ter terechtzitting van de rechtbank op 3 januari 2006 en op 31 januari 2006, heeft de rechtbank bij vonnis van 1 februari 2006 Hesco c.s. in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een rechter-commissaris en een curator.
3. De rechtbank overwoog dat bij de behandeling summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van Freudenberg c.s., alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat Hesco c.s. in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Voorts overwoog de rechtbank dat gebleken is dat Hesco c.s. schulden heeft aan Freudenberg c.s. van in totaal Euro 544.967,69, en dat hierop op op 3 januari 2006 een bedrag van Euro 15.000 is afbetaald.
4. Hesco c.s. zijn van dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Zij hebben in hoger beroep (primair) gesteld dat - zakelijk weergegeven - Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet ontvankelijk zijn. Daartoe hebben Hesco c.s. aangevoerd dat de aan het verzoek tot faillietverklaring ten grondslag gelegde vorderingen van Freudenberg c.s. thans niet meer aan Freudenberg c.s. toebehoren, nu de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius Credit Insurance N.V., hierna: Atradius, in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsman van Freudenberg c.s. verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd en zich gerefereerd aan het standpunt van Hesco c.s.
5. Het hof heeft bij arrest van 9 mei 2006 de stelling van Hesco c.s. verworpen. Het overwoog daartoe onder meer (r.o. 2.5.1):
"Naar het oordeel van het hof - die de ontvankelijkheid ambtshalve dient te onderzoeken - heeft Hesco c.s. haar stellingen omtrent de niet ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun verzoek tot faillietverklaring onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Het had op de weg van Hesco c.s. gelegen haar stelling aangaande de niet-ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun inleidend verzoek te onderbouwen en met bewijsstukken te staven. Niet duidelijk is geworden - zoals ook de curator in zijn verslag heeft aangegeven - hoe en op welke rechtsgrond de gestelde subrogatie van Atradius in de rechten van geïntimeerden gestalte heeft gekregen. Hesco c.s. heeft nagelaten haar stelling te dien aanzien nader te staven. De enkele verwijzing in haar beroepschrift naar de daarbij overgelegde bijlagen, zonder enige toelichting of nadere motivering, is daartoe onvoldoende, te meer nu de gestelde subrogatie uit die bijlagen geenszins kan worden afgeleid. Nu Hesco c.s. haar stellingen aangaande de niet-ontvankelijkheid van geïntimeerden in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. onvoldoende heeft toegelicht, kan het hof tot geen andere conclusie komen dan dat deze dienen te worden verworpen. Dit leidt tot de slotsom dat geïntimeerden ontvankelijk zijn in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s."
Het hof, dat ook de andere door Hesco c.s. aangevoerde gronden van het hoger beroep verwierp, heeft vervolgens de beroepen uitspraak van de rechtbank bekrachtigd.
6. Hesco c.s. zijn tegen het arrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met een uit drie onderdelen opgebouwd middel. Freudenberg c.s. zijn in cassatie niet verschenen. Aan het voorschrift van art. 12 lid 2 jo. art. 8 lid 4 Fw is voldaan. De curator heeft bij brief van 14 juni 2006 op het cassatieverzoek gereageerd.
7. Onderdeel A van het middel richt zich tegen de zojuist aangehaalde rechtsoverweging van het hof en betoogt - kort gezegd - dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat Hesco c.s. hun stelling dat Atradius is gesubrogeerd in de vorderingen van Freudenberg c.s. op Hesco c.s. onvoldoende hebben gemotiveerd en onderbouwd en dat daarom hun standpunt dat Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, afgewezen moet worden. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat, nu de raadsman van Freudenberg c.s. ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, voor het hof geen plaats meer was voor een andere mening.
8. De grond waarop Hesco c.s. de niet-ontvankelijkheid van Freudenberg c.s. in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. hebben ingeroepen, ligt niet buiten de zaak zelf (zoals bijv. het verstrijken van de termijn voor hoger beroep), maar betreft de feitelijke grondslag van het verzoek, namelijk betwisting van de door Freudenberg c.s. aan hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. ten grondslag gelegde stelling dat zij vorderingen op Hesco c.s. hebben, die onbetaald worden gelaten. De door Hesco c.s. ingeroepen niet-ontvankelijkheid van Freudenberg c.s. in hun inleidend verzoek betreft hier dus niet een zuiver geval van niet-ontvankelijkheid, maar een geval waarin het verzoek als ongegrond moet worden ontzegd. Vgl. Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, 21e dr., 2006, nr. 118. In een zodanig geval is, anders dan het hof heeft geoordeeld, de rechter niet gehouden om ambtshalve de aangevoerde gronden voor niet-ontvankelijkheid (lees: betwisting van de feitelijke grondslag van het verzoek) te onderzoeken, maar dient hij overeenkomstig art. 284 jo. art. 149 lid 1 Rv de feiten die door de ene partij in dit verband zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, als vaststaand te beschouwen.
9. In het onderhavige geval heeft het hof vastgesteld dat ter zitting in hoger beroep de raadsman van Freudenberg c.s. de stelling van Hesco c.s. dat de aan het verzoek tot faillietverklaring ten grondslag gelegde vorderingen thans niet meer aan Freudenberg c.s. toebehoren omdat Atradius in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, heeft erkend (r.o. 2.3). Bij deze stand van zaken had het hof niet anders kunnen beslissen dan dat Freudenberg c.s. geen vorderingsrechten op Hesco c.s. (meer) hebben en dat het inleidend verzoek derhalve als ongegrond moet worden ontzegd. Onderdeel A van het middel is, zo volgt, terecht voorgesteld.
10. Als onderdeel A van het middel doel treft, behoeven de onderdelen B en C van het middel geen behandeling.
11. Na vernietiging van het bestreden arrest kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen door op het bestaande hoger beroep het vonnis van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw recht doende, het verzoek van Freudenberg c.s. tot faillietverklaring van Hesco c.s. alsnog af te wijzen, met de voorzieningen als voorgeschreven door art. 15 lid 3 Fw.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als is aangegeven onder 11.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak
10 november 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/059HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. HESCO FASHION V.O.F.,
2. HESCO-BONNETERIE B.V.,
3. HESCO CONFECTIE B.V.,
allen gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. de vennootschap naar buitenlands recht FREUDENBERG VLIESSTOFFE K.G.,
gevestigd te Nazareth, België,
2. de vennootschap naar buitenlands recht UNIQUE INTERIM N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
3. de venootschap naar buitenlands recht LA COMMERCIALE S.A.,
gevestigd te Genève, Zwitserland,
4. AFASIA KNITS B.V.,
gevestigd te Diemen,
5. de vennootschap naar buitenlands recht CÔTE TEXTILES,
gevestigd te Champagne au Mont d'Or, Frankrijk,
6. de vennootschap naar buitenlands recht MIROGILIO S.P.A.,
gevestigd te Alba, Italië,
7. de vennootschap naar buitenlands recht FILATURES ET TISSAGES DE SAULXURES SUR MOSELOTTE,
gevestigd te Saulxures Sur Moselotte, Frankrijk,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 december 2005 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: Freudenberg c.s. - zich gewend tot die rechtbank en verzocht verzoeksters tot cassatie - verder te noemen: Hesco c.s. - in staat van faillissement te verklaren.
Hesco c.s. hebben het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 1 februari 2006 Hesco c.s. in staat van faillissement verklaard en een rechter-commissaris en een curator benoemd.
Tegen dit vonnis hebben Hesco c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 9 mei 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Hesco c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Freudenberg c.s. zijn in cassatie niet verschenen.
De zaak is voor Hesco c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De rechtbank heeft Hesco c.s. op verzoek van Freudenberg c.s. in staat van faillissement verklaard op grond van haar oordeel dat summierlijk gebleken is van een vorderingsrecht van Freudenberg c.s., alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat Hesco c.s. in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen.
3.2 In hoger beroep hebben Hesco c.s. primair betoogd dat Freudenberg c.s. alsnog in hun verzoek tot faillietverklaring van Hesco c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij geen vorderingen op Hesco c.s. meer hebben, nu de kredietverzekeringsmaatschappij Atradius Credit Insurance N.V. (hierna: Atradius) in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd. Ter adstructie daarvan hebben Hesco c.s. bij hun beroepschrift een brief uit 2004 van Atradius overgelegd alsmede een bijlage bij een andere brief uit 2004 van Atradius. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsman van Freudenberg c.s. verklaard dat Atradius inderdaad in de rechten van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd, zodat hij zich refereert aan het standpunt van Hesco c.s. in deze.
3.3 Het hof heeft het primaire betoog van Hesco c.s. verworpen, daartoe (onder meer) overwegende dat niet duidelijk is geworden hoe en op welke rechtsgrond de gestelde subrogatie van Atradius in de rechten van Freudenberg c.s. gestalte heeft gekregen. De enkele verwijzing in het beroepschrift van Hesco c.s. naar de daarbij overgelegde bijlagen, zonder enige toelichting of nadere motivering is, aldus het hof, onvoldoende, te meer nu de gestelde subrogatie uit die bijlagen geenszins kan worden afgeleid (rov. 2.5.1).
3.4 Voorzover onderdeel A ervan uitgaat dat de door de rechtbank benoemde curator in de faillissementen van Hesco c.s. heeft ingestemd met het hiervoor bedoelde betoog van Hesco c.s., kan het niet tot cassatie leiden wegens gemis aan feitelijke grondslag. Het hof heeft immers, in cassatie onbestreden, de uitlatingen van de curator aldus opgevat (rov. 2.4) dat het hem onduidelijk was of en zo ja op welke grondslag Atradius in de vorderingen van Freudenberg c.s. is gesubrogeerd.
3.5 Voor het overige betoogt onderdeel A dat, nu niet alleen Hesco c.s. maar ook Freudenberg c.s. in hoger beroep het standpunt innamen dat Freudenberg c.s. reeds ten tijde van de faillietverklaring geen schuldeisers van Hesco c.s. meer waren omdat Atradius gesubrogeerd was in de rechten van Freudenberg c.s., het hof daaraan gebonden was. Het onderdeel berust kennelijk op de opvatting dat in een hoger beroep als bedoeld in art. 8 F. de rechter gebonden is aan het eensluidende standpunt van de schuldenaar en de aanvrager dat de aanvrager bij nader inzien geen schuldeiser was en derhalve het faillissement onbevoegdelijk heeft uitgelokt.
Deze opvatting is onjuist. Indien op een daartoe strekkende aanvraag een faillietverklaring is uitgesproken, bepaalt de daarmee ingetreden toestand van faillissement de rechtspositie van alle schuldeisers. Daarbij past dat de appelrechter niet reeds gehouden is het vonnis van faillietverklaring te vernietigen op de enkele grond dat de schuldenaar stelt, en de aanvrager niet weerspreekt of zelfs erkent, dat het aan de rechter in eerste aanleg summierlijk gebleken vorderingsrecht van de aanvrager niet bestaat. Ook in zo'n geval mag de appelrechter dus zelfstandig beoordelen of summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van de aanvrager. Onderdeel A faalt daarom ook voorzover het feitelijke grondslag heeft.
3.6 In de rov. 3.6-3.6.1 heeft het hof het subsidiaire betoog van Hesco c.s. dat zij niet in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen, onderzocht. Het oordeelde dat, voorzover dit betoog steunt op de stelling dat Hesco c.s. met alle schuldeisers een buitengerechtelijk akkoord hebben gesloten, van dergelijke akkoorden niet is gebleken en dat bovendien door Hesco c.s. op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat er thans fondsen beschikbaar zijn om de betalingsregelingen na te komen.
3.7 De rechtsklacht van onderdeel B berust kennelijk op de opvatting dat, nu partijen het erover eens zijn dat het bedoelde akkoord is gesloten, het hof eveneens daarvan had moeten uitgaan. Die klacht faalt gelet op hetgeen hiervoor in 3.5 is overwogen. De klacht van het onderdeel dat het hiervoor in 3.6 bedoelde oordeel van het hof ongenoegzaam is gemotiveerd, faalt eveneens. Het hof heeft in de rov. 3.6-3.6.1 een begrijpelijke motivering gegeven voor zijn oordeel.
3.8 Ook onderdeel C, dat voortbouwt op de onderdelen A en B, faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 10 november 2006.

